afvegend
- af·ve·gend
vervoeging van: | afvegen |
verbogen vorm: | afvegende |
afvegend
- onvoltooid deelwoord van afvegen
- ▸ Wat denk je, zou dat hier kunnen?' vraag ik, mijn handen afvegend na het verslinden van een aantal overheerlijke pannenkoeken.[1]
- Het woord afvegend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Klijn“Van regenwoud tot bergtop” (2020), KokBoekencentrum Uitgevers, ISBN 9789043535007