afvaardigt
- Geluid: afvaardigt (hulp, bestand)
- af·vaar·digt
vervoeging van |
---|
afvaardigen |
afvaardigt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvaardigen
- ... dat jij afvaardigt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvaardigen
- ... dat hij afvaardigt.
- Het woord afvaardigt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.