afstapelende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·sta·pe·len·de
Werkwoord
vervoeging van: | afstapelen |
afstapelende
- verbogen vorm van afstapelend, het onvoltooid deelwoord van afstapelen
vervoeging van: | afstapelen |
verbogen vorm: | afstapelendee |
afstapelende