afspraakjes
- Geluid: afspraakjes (hulp, bestand)
- af·spraak·jes
de afspraakjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord afspraak
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord afspraakje
- ▸ In afspraakjes waar claims over een gebroken voet of tijdens de vakantie opgelopen rugklachten ter sprake komen heb ik geen trek.[1]
- Het woord afspraakjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.