• af·spær·ret
  • Bijvoeglijk naamwoord: voltooid deelwoord van het Deense werkwoord afspærre met het voorvoegsel af- en met het achtervoegsel -t
Naar frequentie 10165
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud afspærret
o enkelvoud afspærret
meervoud afspærrede
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
afspærrede

afspærret

  1. afgesloten, afgezet
  • et afspærret område
een afgezet gebied

afspærret

  1. voltooid deelwoord van afspærre