afscheidinkje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·schei·din·kje
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van afscheiding met het achtervoegsel -kje
Zelfstandig naamwoord
het afscheidinkje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord afscheiding