• af·mat
vervoeging van
afmatten

afmat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmatten
    • ... dat ik afmat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmatten
    • ... dat jij afmat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmatten
    • ... dat hij afmat. 
vervoeging van
afmeten

afmat

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afmeten
    • ... dat ik afmat. 
    • ... dat jij afmat. 
    • ... dat hij, zij, het afmat.