Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·gluur·den

Werkwoord

vervoeging van
afgluren

afgluurden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afgluren
    • ...dat wij afgluurden. 
    • ...dat jullie afgluurden. 
    • ...dat zij afgluurden. 

Gangbaarheid