affirm
- Geluid: affirm (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /əˈfɝm/
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to affirm |
he/she/it | affirms |
verleden tijd | affirmed |
voltooid deelwoord |
affirmed |
onvoltooid deelwoord |
affirming |
gebiedende wijs | affirm |
affirm
- bevestigen, affirmeren, verzekeren
- «She affirmed that she would go when I asked her.»
- Ze bevestigde dat ze zou gaan als ik haar dit zou vragen.
- «She affirmed that she would go when I asked her.»