afficheren
- Geluid: afficheren (hulp, bestand)
- af·fi·che·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanplakken’ voor het eerst aangetroffen in 1864 [1]
- Van het Franse afficher met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afficheren |
afficheerde |
geafficheerd |
zwak -d | volledig |
afficheren
- overgankelijk op muren, palen of borden aanplakken
- Zij afficheerden overal posters van hun partij vanwege de komende verkiezingen.
- Het woord afficheren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afficheren" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "afficheren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be