Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·druk·ten

Werkwoord

vervoeging van
afdrukken

afdrukten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afdrukken
    • ...dat wij afdrukten. 
    • ...dat jullie afdrukten. 
    • ...dat zij afdrukten.