afconcluderende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·con·clu·de·ren·de
Werkwoord
vervoeging van: | afconcluderen |
afconcluderende
- verbogen vorm van afconcluderend, het onvoltooid deelwoord van afconcluderen
vervoeging van: | afconcluderen |
verbogen vorm: | afconcluderendee |
afconcluderende