afcheckte
- af·check·te
vervoeging van |
---|
afchecken |
afcheckte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afchecken
- ... dat ik afcheckte.
- ... dat jij afcheckte.
- ... dat hij, zij, het afcheckte.
- ... dat ik afcheckte.
- Het woord afcheckte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.