afcheckt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·checkt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afchecken |
afcheckt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afchecken
- ... dat jij afcheckt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afchecken
- ... dat hij afcheckt.
Gangbaarheid
- Het woord afcheckt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.