• af·checkt
vervoeging van
afchecken

afcheckt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afchecken
    • ... dat jij afcheckt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afchecken
    • ... dat hij afcheckt.