adjudiceer
- Geluid: adjudiceer (hulp, bestand)
- ad·ju·di·ceer
vervoeging van |
---|
adjudiceren |
adjudiceer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adjudiceren
- Ik adjudiceer.
- gebiedende wijs van adjudiceren
- Adjudiceer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adjudiceren
- Adjudiceer je?
- Het woord 'adjudiceer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.