aderde
- ader·de
vervoeging van |
---|
aderen |
aderde
- enkelvoud verleden tijd van aderen
- Ik aderde.
- Jij aderde.
- Hij, zij, het aderde.
- Ik aderde.
- Het woord aderde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
aderen |
aderde