Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • adem·de

Werkwoord

vervoeging van
ademen

ademde

  1. enkelvoud verleden tijd van ademen
    • Ik ademde. 
    • Jij ademde. 
    • Hij, zij, het ademde. 
     Eenmaal in de gang, leunde ze tegen de muur en ademde zwaar.[1]

Verwijzingen

  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2