• ada·gia

de adagiamv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord adagium


  • ada·gia

adagia mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord adagium


  • ada·gia

adagia

  1. nominatief onzijdig meervoud van adagium
  2. accusatief onzijdig meervoud van adagium
  3. vocatief onzijdig meervoud van adagium