• ab·stort
  • Afkomstig van het Latijnse woord abstortus, het voltooid deelwoord van het Latijnse werkwoord abrumpere (= ontrukken, ontworstelen) met het voorvoegsel abs-.
vervoeging
onbepaalde wijs to  abstort 
he/she/it  abstorts 
verleden tijd  abstorted 
voltooid
deelwoord
 abstorted 
onvoltooid
deelwoord
 abstorting 
gebiedende wijs  abstort 

abstort

  1. (verouderd) ontworstelen