abrikoteert
- Geluid: abrikoteert (hulp, bestand)
- abri·ko·teert
vervoeging van |
---|
abrikoteren |
abrikoteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abrikoteren
- Jij abrikoteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abrikoteren
- Hij abrikoteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van abrikoteren
- Abrikoteert!
- Het woord 'abrikoteert' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.