• ab·be·stell·te
  • Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel ab-

abbestellte

  1. bijzinvorm eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van abbestellen

abbestellte

  1. bijzinvorm derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van abbestellen

abbestellte

  1. bijzinvorm eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van abbestellen

abbestellte

  1. bijzinvorm derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van abbestellen