abaisance

Engels

Woordherkomst en -opbouw

Afgeleid van het Franse abaisser ("vernederen").^[1]

enkelvoud	meervoud
abaisance	abaisances

Zelfstandig naamwoord

abaisance

(verouderd) nederigheid, onderdanigheid

Synoniemen

obeisance

Verwijzingen

↑
Johnson
, Samuel; bewerkt door John Walker (1835). Johnson's English Dictionary, p. 55. Uitg.: N. Hale. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.

Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=abaisance&oldid=3121511"