• aarmsch·der

aarmschder

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud overtreffende trap van aarmscht

aarmschder

  1. onbepaald (zonder lidwoord) datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van aarmscht

aarmschder

  1. onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud overtreffende trap van aarmscht