aaremrer
- aa·rem·rer
aaremrer
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud vergrotende trap van aaremer
aaremrer
aaremrer
- onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud vergrotende trap van aaremer
aaremrer
aaremrer
aaremrer