• aa·rem·rer

aaremrer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud vergrotende trap van aaremer

aaremrer

  1. bepaald datief vrouwelijk enkelvoud vergrotende trap van aaremer

aaremrer

  1. onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud vergrotende trap van aaremer