aardt
- aardt
vervoeging van |
---|
aarden |
aardt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aarden
- Jij aardt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aarden
- Hij aardt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aarden
- Aardt!
- ▸ Volgens mij aardt ze naar haar moeder.[1]
- Het woord aardt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915