aanzei
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·zei
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanzeggen |
aanzei
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanzeggen
- ... dat ik aanzei.
- ... dat jij aanzei.
- ... dat hij, zij, het aanzei.
- ... dat ik aanzei.
vervoeging van |
---|
aanzeggen |
aanzei