• aan·vreet
vervoeging van
aanvreten

aanvreet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvreten
    • ... dat ik aanvreet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvreten
    • ... dat jij aanvreet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvreten
    • ... dat hij aanvreet.