• aan·stel·le·rigs

aanstellerigs

  1. partitief van de stellende trap van aanstellerig
    • Dat is iets aanstellerigs... 
     Iets aanstellerigs was het, een vergezochte voornaam: Jonas? Jorrit? De achternaam had hem dan weer als heel gewoon in de oren geklonken, iets heel erg Nederlands als Jansen of De Vries.[1]


  1. “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026354953