Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·rent

Werkwoord

vervoeging van
aanrennen

aanrent

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrennen
    • ... dat jij aanrent. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrennen
    • ... dat hij aanrent. 

Gangbaarheid