Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·reed

Werkwoord

vervoeging van
aanrijden

aanreed

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanrijden
    • ... dat ik aanreed. 
    • ... dat jij aanreed. 
    • ... dat hij, zij, het aanreed. 

Gangbaarheid