Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·prijst

Werkwoord

vervoeging van
aanprijzen

aanprijst

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanprijzen
    • ... dat jij aanprijst. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanprijzen
    • ... dat hij aanprijst. 

Gangbaarheid