aanprezen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·pre·zen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanprijzen |
aanprezen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanprijzen
- ...dat wij aanprezen.
- ...dat jullie aanprezen.
- ...dat zij aanprezen.
- ...dat wij aanprezen.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanprezen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.