Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·pre·zen

Werkwoord

vervoeging van
aanprijzen

aanprezen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanprijzen
    • ...dat wij aanprezen. 
    • ...dat jullie aanprezen. 
    • ...dat zij aanprezen. 

Gangbaarheid