aanpast
- aan·past
vervoeging van |
---|
aanpassen |
aanpast
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpassen
- ... dat jij aanpast.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpassen
- ... dat hij aanpast.
- Het woord aanpast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.