Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·meet

Werkwoord

vervoeging van
aanmeten

aanmeet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmeten
    • ... dat ik aanmeet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmeten
    • ... dat jij aanmeet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmeten
    • ... dat hij aanmeet.