Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·kon·digt

Werkwoord

vervoeging van
aankondigen

aankondigt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankondigen
    • ... dat jij aankondigt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankondigen
    • ... dat hij aankondigt.