Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·kon·dig·de

Werkwoord

vervoeging van
aankondigen

aankondigde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aankondigen
    • ... dat ik aankondigde. 
    • ... dat jij aankondigde. 
    • ... dat hij, zij, het aankondigde.