aanhaalden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanhaalden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanhaldə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·haal·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanhalen |
aanhaalden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanhalen
- ...dat wij aanhaalden.
- ...dat jullie aanhaalden.
- ...dat zij aanhaalden.
- ...dat wij aanhaalden.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanhaalden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.