Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·een·slo·ten

Werkwoord

vervoeging van
aaneensluiten

aaneensloten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aaneensluiten
    • ...dat wij aaneensloten. 
    • ...dat jullie aaneensloten. 
    • ...dat zij aaneensloten. 

Gangbaarheid