Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·een·pra·te
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aaneenpraten

aaneenprate

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aaneenpraten
    • ... dat men aaneenprate.