aaneengroeide
- Geluid: aaneengroeide (hulp, bestand)
- IPA: / anˈenɣrujdə / (4 lettergrepen)
- aan·een·groei·de
vervoeging van |
---|
aaneengroeien |
aaneengroeide
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aaneengroeien
- ... dat ik aaneengroeide.
- ... dat jij aaneengroeide.
- ... dat hij, zij, het aaneengroeide.
- ... dat ik aaneengroeide.
- Het woord aaneengroeide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.