Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·blik·te

Werkwoord

vervoeging van
aanblikken

aanblikte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanblikken
    • ... dat ik aanblikte. 
    • ... dat jij aanblikte. 
    • ... dat hij, zij, het aanblikte. 

Gangbaarheid