Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·be·steed·de

Werkwoord

vervoeging van
aanbesteden

aanbesteedde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanbesteden
    • ... dat ik aanbesteedde. 
    • ... dat jij aanbesteedde. 
    • ... dat hij, zij, het aanbesteedde. 

Gangbaarheid