• aa·ge·bau·des
  • Pennsylvania-Duitse bijvoeglijknammwoordsvorm met het voorvoegsel aa- en met de woorduitgang -des

aagebaudes

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van aagebaut

aagebaudes

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van aagebaut