Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Zuid-Eu·ro·pe·se
enkelvoud meervoud
naamwoord Zuid-Europese Zuid-Europesen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Zuid-Europesev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Zuid-Europa, of een vrouw afkomstig uit Zuid-Europa
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

Zuid-Europese

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Zuid-Europees

Gangbaarheid