• Gud
Naar frequentie 180
  enkelvoud
nominatief   Gud  
genitief   Guds  

Gud, g

  1. (mythologie) God
  2. (religie) God
  • [2]: förtrösta på Gud
vertrouwen in God
  • [2]: Människan spår, Gud rår.
De mens wikt, God beschikt.
  • [2]: Gud ske lov! (ook: gudskelov)
God zij dank! (ook: godzijdank)
Goddank!(ook: goddank)
  • [2]: Gud välsigne dig!
God zegene jou!
God zegene u!
  • [2]: om Gud vill
als God het wil
Deo volente (D.V.)