9 10 enkelvoud meervoud
nominatief inja izinja
vocatief nja zinja
locatief enjeni ezinjeni
predicaat yinja zizinja
negatief
predicaat
ayinja azizinja

inja 9

  1. hond
    «Ixesha lixhatshwe yinja
    De tijd is door de hond opgelikt -> Het is tijd, het is al laat.

izinja 10

  1. honden