• IPA: /smʲɪˈjæsʲ/
  • смеясь

смеясь

  1. bijwoordelijk tegenwoordig deelwoord van смеяться (onvoltooid aspect): al lachend, terwijl men lacht
    «Когда я спросил об этом одну из женщин, смеясь, она сказала: О, нет, нет.»[1]
    Toen ik een van de vrouwen daarnaar vroeg, zei zij lachend: o nee, nee.
  1.   Weblink bron “englishlib” (30 januari 2010)