• во-об-ще́

вообще

  1. gewoonlijk, altijd
    «Он вообще такой, не только сейчас.»
    Hij is altijd zo, niet alleen nu.
  2. in het algemeen
    « Вообще это верно, но в частности бывают исключения.»
    In het algemeen is dat waar, maar in details zijn er uitzonderingen.
  3. helemaal
    «Он здесь вообще не при чём.»
    Hij is hier helemaal niet om die reden.