enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  écoute     l'écoute     écoutes     les écoutes  

écoute v

  1. het luisteren
  2. (scheepvaart) schoot, touw om de stand van een zeil naar de wind te zetten
  • [1]: Rester à l'écoute sv.p.
Blijf luisteren a.u.b. (verbreek de (telefoon-)verbinding niet)
vervoeging van
écouter

écoute

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van écouter
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van écouter
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van écouter