zwijg
- zwijg
vervoeging van |
---|
zwijgen |
zwijg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijgen
- Ik zwijg.
- gebiedende wijs van zwijgen
- Zwijg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijgen
- Zwijg je?
- Het woord zwijg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.